Ad fontes 1614-2014 – Peter Huijs
Een nieuwe Mare van de lofwaardige Broederschap van het Rozenkruis
Vanaf het eerste moment dat in 1614 de Fama Fraternitatis verscheen, ontstond er een zoektocht naar de oorsprong van dit hoogst intrigerende geschrift. Weinigen waren er, die onderkenden dat deze roep direct putte uit de bron der eeuwige wijsheid. Weinigen herkenden de meervoudige bronnen die eraan ten grondslag lagen, en nog een kleiner aantal begreep de enorme uitstraling en zeggingskracht ervan. Men heeft de oorsprong bij het ware christendom gezocht en bij de katharen, in Arabia Felix, bij de pantheïsten, in de renaissance, bij de humanisten, bij Paracelsus en bij Hermes, maar geen van hen legde de vinger op de juiste plaats. Jan van Rijckenborgh wijst erop dat de idee achter dit zuivere mysterieverhaal universeel is en van alle tijden. Het grijpt terug tot in het verste verleden, tot aan de eerste dagen dat de geschiedenis van de mensheid in ons aardeveld zich begint af te tekenen. Steeds heeft het legendarische verhaal van een symbolische Christiaan Rozenkruis de mensheid vergezeld, als een verheven deel van de eeuwige wijsheid die God aan Adam gaf bij zijn val, zoals de Fama Fraternitatis zegt. En de figuren in Tübingen, waarvan wij nu weten dat het Tobias Hess en zijn kring waren, hebben niet anders gedaan dan op de ‘hun gewezen dag’, reagerend op de actuele stralingswaarden van de fraternitas universalis voor hun tijd, de publicatie van deze eeuwige waarheid op hun unieke, eigen wijze te verzorgen. En zo schreef J. van Rijckenborgh, nu vijfenzeventig jaar geleden, bij het verschijnen van zijn verklaringen bij deze tekst: ‘Met grote blijdschap en innige dankbaarheid vervul ik hier mijn opdracht, vóór het verstrijken van de eerste helft van het jaar 1939 mijn commentaren op de Fama Fraternitatis R.C. uit te geven. De tijd is aangebroken om dit gesluierde geestelijke testament van de broederschap van het rozenkruis te openen […].’ En hij voegde eraan toe dat het symbool van deze heilige en verheven orde zich spoedig zou verheffen, als een monument van onvergelijkelijke en onbevlekte schoonheid, namelijk het universele christendom van de rozenkruisers.