Oda Prins van Krinkojynk – Theo van de Wetering
Oda, de zoon van koning Snodan II, heerser over het rijk van Krinkojynk, staat in de kapel voor het beeld van de godin Nusja, als er plotseling een steen door de ruit vliegt, waaraan een briefje is bevestigd. ‘Nusjamme!’ roept hij geschrokken uit. Vanaf dat moment verandert zijn gerieflijke leventje als prins totaal. Zijn vader blijkt er vreemde ideeën op na te houden over de troonopvolging en de raadsheer Holomusa wordt van een onaangenaam mens een regelrechte bedreiging voor Oda en diens broer Mann. Wat is er al die tijd voor de jongens verzwegen? Wie is de man met het ene oog? Waarom droomt Oda over een vlinderachtige meisjesgestalte aan de rand van het woud? Welke duistere geheimen speelden er in het duistere verleden van Krinkojynk?
Theo van de Wetering (Den Haag 1950), die met deze spannende roman debuteert als jeugdboekenschrijver, studeerde Nederlands in Den Haag en Leiden. Van zijn hand verschenen twee dichtbundels en enige losse publicaties. Sedert 1981 woont hij in Zoetermeer, waar hij als leraar verbonden is aan een scholengemeenschap.
Recensie
Oda is de zoon van Snodan II, heerser over Krinkojynk. Er breken moeilijke tijden aan als blijkt dat raadsheer Holomusa uit is op de macht. De vlucht van Oda en zijn broer Mann is tegelijkertijd een zoektocht naar het verleden. Het verhaal is voornamelijk stoer en mannelijk en begeeft zich tussen fantasy en ridderverhaal; een mysterieuze, soms wat mystieke sfeer. Dromen spelen een belangrijke rol in dit verhaal, dat veel concentratie vereist. Wel is er een bepaalde spanning aanwezig die blijft boeien. Dit wordt onder meer versterkt door een wisselend perspectief. Er is echter ook een bepaalde inspanning nodig om het allemaal te kunnen volgen; (zo wordt er nogal misplaatst teruggegrepen op de Kabala). Ook door de ingewikkelde verhaallijn, de geringe mogelijkheid tot identificatie, de vele moeilijke woorden is de vraag gerechtvaardigd of dit boek wel aansluit bij de jeugd. Nadelig is verder de droge verteltrant (grappig bedoelde passages zijn zwak). Het verhaal kan opgevat worden als een pleidooi voor een sterk leger. Het eind is abrupt en gezocht. Voor- en achterin het boek staat een landkaart. In het binnenwerk de plattegrond van een kasteel. (Biblion recensie, Hans Thijssen)