De filosofie van Leuven (Deel VI) – C.E.M. Struyker Boudier
Met DE FILOSOFIE VAN LEUVEN voegt Struyker Boudier twee banden toe aan zijn reeks WIJSGERIG LEVEN IN NEDERLAND, BELGIE EN LUXEMBURG 1880-1980. In het eerste deel figureren DE JEZUIETEN (1985), die honderdvijftig jaar lang met de Leuvense filosofen in gesprek zijn geweest, aanvankelijk in nogal afwijzende zin, nadien in verschillende opzichten als hun leermeesters. Ook DE DOMINICANEN (1986), behandeld in deel II, onderhielden stevige banden met de Leuvense filosofen, aan wie zij het internationaal gerenommeerde TIJDSCHRIFT VOOR FILOSOFIE schonken. Jezuïeten, dominicanen, maar ook de augustijnen, carmelieten en minderbroeders dachten en schreven IN GODSNAAM (1987), ook als zij de zelfstandigheid van de wijsbegeerte met Mercier en zijn nageslacht hoog in het vaandel voerden. De Leuvense wijsbegeerte vormde dikwijls ook het oriëntatiepunt voor DE ZWERM GETUIGEN (1988), die in het vierde deel van Struyker Boudiers reeks aan het woord komen, “op boeiende en heldere wijze”, zoals de pers te kennen heeft gegeven. “Wat dit werk zo uniek maakt, is dat het overzicht een heel breed terrein van de wijsbegeerte en verwante gebieden bestrijkt, drie landen als geheel beziet, het complete veld gedetailleerd in kaart brengt en tegelijk de grote lijnen aangeeft en vasthoudt” (DE GELDERLANDER). “Een indrukwekkend historisch werk” (PROF. DR. CORNE-LIS VERHOEVEN), met “een interessante en gedurfde opzet, echte geschiedschrijving van een bedreven historicus en volbloed filosoof’ (PROF. DR. H.E. MERTENS), dat “een eminent overzicht” (PROF. DR. R. BAKKER) biedt van het wijsgerig leven in de Nederlanden. De delen zijn “voortreffelijk hanteerbaar dank zij een duidelijke inhoudsopgave, een goed personenregister en bovenal een zeer uitvoerige bibliografie” (PROF. DR. B. DELFGAAUW). “Een boeiend boek voor wijsgerig, historisch en theologisch geïnteresseerden. De Nederlandse wijsbegeerte mag de auteur – hoewel geen monnik – dankbaar zijn voor het monnikenwerk dat hij bezig is te verrichten en in het bijzonder voor het niveau dat hij heeft weten te bereiken” (PROF. DR. A.G.M. VAN MELSEN). “Het ziet er naar uit dat de invloed van grote en minder grote denkers op de nationale samenleving in haar geheel en haar katholieke segment in het bijzonder, met behulp van Struyker Boudiers duizelingwek-kende publikatie vruchtbaarder onderzocht zal kunnen worden dan voorheen”, aldus PROF. DR. H. BORNEWASSER: “Met deze reeks heeft iedere historicus een onmisbaar werk tot zijn beschikking, waarin hij kan nagaan, wie nu wat eigenlijk dacht”. “Het open thomisme van de Leuvense school” is hierbij maatgevend gebleken: “het is eigenlijk verbazingwekkend hoe op grond van zo’n chaotische hoeveelheid materiaal zo’n redelijk geordend verhaal kan worden gepresenteerd”, waarbij Bornewasser aantekent, dat Struyker Boudier een goed verteller is.