Het trollenkind – Marijke van Raephorst
In de Noorse volkssprookjes vinden wij weinig aardmannetjes, feeën of zeemeerminnen, maar, wel veel trollen, de natuurgeesten van het hoge Noorden. Vooral gedurende de lange duistere wintermaanden werden deze verhalen vroeger overal in het land verteld.
Als de Duitse volksverhalen niet, in het begin van de vorige eeuw, door de gebroeders Grimm waren opgetekend, zouden ze onbekend gebleven zijn. Zo werden ook de Noorse sprookjes verzameld door twee studenten die in hun jeugd erg genoten hadden van de specifieke humor en de geheimzinnige, mystieke sfeer van de trollenverhalen: P.S. Asbjornsen en Jorgen Moe. Hun bundels verschenen tussen 1841 en 1871.
Het Noorse volk bleek niet alleen verrast door deze cultuur-schat, maar het versterkte ook hun nationale bewustzijn. Jammer genoeg hadden de beeldende kunstenaars sinds honderd jaar hun arme vaderland verlaten om elders de Noorse natuur te verheerlijken. Trollen konden zij niet tekenen. Ze maakten er spookachtige poppetjes van die nu nog wel in toeristenwinkels te krijgen zijn.
Totdat in de schilder Th. Kittelsen, een echt natuurtalent, de illustrator gevonden werd die, met veel kennis en inzicht enerzijds en een levendige fantasie anderzijds, de trollen voor ons vereeuwigde. Berg-, water- en woudtrollen, huistrollen en nog veel meer.
Wie nu door Noorwegen trekt, na het lezen van deze verhalen en het bekijken van Kittelsens trollen, zal blijven zoeken naar dit „verborgen volk van het hoge Noorden”.