Er is meer in de hemel en op aarde – M.E. Schwitters
M. E. Schwitters – bij zijn vele vrienden en collega’s ook bekend als John Schwitters – bereidde zich tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen hij onder meer enkele jaren Nederlandse taal studeerde, al voor op de dagbladjournalistiek waarin hij zich in mei 1945 begaf.
Hij werkte in diverse functies bij Het Vrije Volk in Groningen, Amsterdam en Rotterdam, doceerde (in Groningen) enige tijd journalistieke typografie aan het Instituut voor Perswetenschappen en vertrok in 1955 naar Hilversum waar hij de dagelijkse leiding van de VARA-Gids op zich nam. In 1962 stapte hij over naar de persdienst van de NTS, later NOS geheten. De laatste jaren bemoeit hij zich vrijwel uitsluitend met de voorlichting over programmatische aangelegenheden die de televisie betreffen.
Gedurende al die jaren schreef hij ook in tal van week- en maandbladen over onderwerpen van uiteenlopende aard, waarvan het overgrote deel evenwel, in populairwetenschappelijke vorm, betrekking had op verschijnselen zoals er in dit bock een vijftal wordt behandeld. Daarbij heeft de auteur steeds gepoogd zo bevattelijk mogelijk soms ingewikkelde zaken op een journalistieke wijze uit te leggen.
Ten aanzien van de in dit boek aangesneden onderwerpen (UFO’s. Bermuda Driehoek, Atlantis, Kosmische ramp in Siberië, Ark van Noach) was het zijn bedoeling de lezer eerst even vertrouwd te maken met geschiedenis en achtergrond van de betreffende materie om daarna de ontwikkelingen in de laatste jaren samen te vatten. Dit alles gezien in het licht van zijn opvatting, dat het niet te verwonderen is dat de mens in meerdere of mindere mate beangst is voor vreemde verschijnselen juist in deze heftig bewogen twintigste eeuw, en dat men zo langzamerhand tot de overtuiging komt, dat er inderdaad meer is in de hemel en op de aarde dan waarvan onze wijsheid droomt …!
Recensie
De vijf onderwerpen die ter sprake komen, hebben als enig punt met elkaar gemeen, dat het alle vijf onverklaarde fenomenen zijn die zich gemakkelijk lenen tot veel en fantasievol speculeren. Elk onderwerp wordt op populair wetenschappelijke wijze behandeld met behulp van veel aanhalingen uit reeds verschenen boeken; populair wetenschappelijk in deze zin, dat de auteur zich helaas te vaak begeeft op het aalgladde pad van de humoristisch bedoelde opmerkingen. Aangezien niet duidelijk is of en zo ja welke visie de auteur heeft op de onderwerpen waarover hij schrijft, maakt het boek in de veelheid van boeken die over elk der behandelde onderwerpen voorhanden zijn, een enigszins overbodige indruk.
(NBD|Biblion recensie, O.H. Daams)