De kracht van het gebed – Rudolf Steiner
In deze voordracht, gehouden op 17 februari 1910 in Berlijn, onderzoekt Rudolf Steiner het wezen van het gebed, en wel het gebed ontdaan van egoïstische trekken.
Wie bidt, wie wil leren bidden, roept ten aanzien van gebeurtenissen uit het verleden de gebedsstemming op van godverbondenheid, van devotie – ten aanzien van alles wat de toekomst zal brengen, een stemming van gelijkmoedigheid en overgave aan de goddelijke wil. Het gebed, dat in ons tot een werkzame kracht wordt, wekt in de ziel gewaarwordingen van warmte en licht op; het wijst naar de God die zich uit het verleden, en naar de God die zich vanuit de toekomst aankondigt.
Het gebed brengt de mens door zelfopvoeding verder, tot nieuwe wilsimpulsen en idealen; het wekt eeuwigheidsstemming in de ziel.
Steiner formuleert: ‘Men leert een kracht die in de ziel en door de ziel moet werken, uitsluitend kennen door haar te gebruiken.’
alle boeken van Rudolf Steiner
Recensie
Deze voordracht uit 1910 beschrijft het gebed als een krachtverwekkende stroming in de ziel. Rudolf Steiner (1861-1925) is de stichter van de antroposofie. In deze denkwereld hoort ook de voordracht over het gebed thuis. Uitgaande van de idee, dat de mens zich tot een hoger en beter wezen kan ontwikkelen, vertelt Steiner hoe dit juist door middel van het gebed kan. Ieder mens kan, als hij innerlijk leeft, God in zich zelf ontdekken en daardoor boven het materialisme uitgroeien. Dit optimisme ten aanzien van de ontwikkeling van de mens naar het goede toe kenmerkt dit boekje. Wie dit geloof wil delen of erin geïnteresseerd is, zal dit document van antroposofisch denken met plezier lezen.
(Biblion recensie, Redactie)