De filosofie van Leuven (Deel V) – C.E.M. Struyker Boudier
Het HOGER INSTITUUT VOOR WIJSBEGEERTE, een schepping van Desiré Mercier die sinds 8 november 1889 officieel erkend werd, mag terugzien op een honderdjarige geschiede-nis, die rijk is zowel aan vruchten als aan wederwaardigheden. Van meet af aan heeft het HM een grote internationale uitstraling gekend en een centrale rol gespeeld in de ontwikkeling van een eigen wijsgerige cultuur in de Nederlanden. Niet alleen kwamen studenten van heinde en ver er studeren, en grote filosofen van overal ter wereld er doceren, maar het heeft zelf ook eminente geleerden opgeleverd, die nationaal en internationaal een grote reputatie hebben verworven. In dit overzicht worden deze filosofen aan het woord gelaten, geordend volgens het type “Leuvense wijsbegeerte” dat de successieve generaties hebben voortgebracht. Struyker Boudier situeert de confron-tatie van de Leuvense neothomisten met de moderniteit tussen de anti-moderniteit van de boeiende, maar omstreden eerste Leuvense wijsbegeerte van de traditionalisten en ontologisten die tussen het herstel van de Leuvense Universiteit (1835) en hun veroordeling (1865) het toneel beheersten, en de post-moderniteit, voor zover die sinds 1965 ook in Leuven haar weerslag vindt. Zo komt de bewogen geschiedenis van de door paus Leo XIII in de encycliek AETERNI PATRIS (1879) getirgeerde restauratie van de scholastieke wijsbegeerte in een breder wijsgerig-, cultuur- en kerk-historisch perspectief te staan en laat ze zich lezen als het verhaal van een ideeën-, een mentaliteits- en een receptie-geschiedenis, waarvan in België en Nederland de weerga niet te vinden is Een uitgebreid overzicht van publicaties en promoties en het personenregister maken dit synthetisch overzicht zeer toegankelijk voor filosofen, theologen, historici en anderen die inzicht willen krijgen in de ontwikkelingen van de wijsbegeerte in de ruime zin des woords in de laatste honderdvijftig jaar. Dat het om veel meer gaat dan om de wijsbegeerte van – veelal vooraanstaande – katholieke intellectuelen alleen, blijkt uit de royale aandacht die wordt geschonken aan hun voortdurend gesprek met niet-katholieken in binnen- en buitenland. Het open klimaat, dat de Leuvense filosofie met haar wil tot vermeerdering van het oude met het nieuwe telkens weer heeft weten te creëren, getuigt van een grote onafhankelijkheid van geest, niet zelden van oorspronkelijkheid en altijd weer van groot wijsgerig vakmanschap op vele gebieden.