Alsof ik een Messias was – Auke Jelsma
In Alsof ik een Messias was schrijft Auke Jelsma over de wereld van theologen. Zij trekken zich de nood van de wereld aan. Soms willen ze er wat aan doen. Maar het enige instrument waarover zij beschikken, is de taal. Theologie en kerk moeten het nu eenmaal van woorden hebben. Het is met woorden vreemd gesteld. Ze kunnen dienen om gebrek aan daadkracht te verhullen. Toch brengen ze iets teweeg; het effect is soms alleen tegengesteld aan de bedoeling. Woorden kunnen vlees en bloed worden, zoals theologen weten. Ze kunnen ook een dodelijke uitwerking hebben. In dit boek krijgt dit alles gestalte in het leven van een kerkhistoricus. In zijn relaties tot studenten en collega’s, tijdens reizen naar bibliotheken en universiteiten in het buitenland wordt hij met de levenskrachtige maar ook dodelijke kracht van woorden geconfronteerd.
Als hoogleraar aan de Theologische Universiteit van Kampen weet de auteur wat zich in de theologenwereld afspeelt. De insider neemt geen blad voor de mond bij het uitbeelden van een theologische faculteit waar de sfeer tussen collega’s zwaar onder druk komt te staan als de kerkhistoricus wordt gedwongen een zwaar vergrijp op te biechten.
Recensie
Jelsma (1933) is vooral een verhalenverteller. Deze roman heeft drie verhaallijnen, bijeengehouden door hoofdpersoon Verdonck, hoogleraar kerkgeschiedenis, zoals Jelsma dat was. Verdonck doet onderzoek naar een zestiende-eeuwse moord op een jonge vrouw. Intussen wordt hij zelf gearresteerd onder beschuldiging van moord op een studente; toeval bewijst zijn onschuld, maar het dagenlange verhoor en de weinig verheffende houding van zijn collega’s (Verdonck noemt zich een liberaal theoloog met een verdampt godsbeeld) laten hem ontredderd achter. Hij reist naar Zuid-Afrika om zwarte studenten westerse kerkgeschiedenis te doceren, wat door hun onwil mislukt. Binnen dit totale gebeuren noteert Verdonck negenmaal een kort verhaal met een meestal verrassende wending. Jelsma roert problematische zaken aan als tussenmenselijke relaties, indirecte schuld en hoe een theoloog zijn weg moet vinden tussen christelijke folklore en evangelie. De titel slaat wellicht op ons medeschuldig zijn aan de schuld van anderen. Het boek is bepaald spannend en zal behalve door Jelsma’s naam vooral hierdoor de aandacht trekken.