Aan gene zijde van geboorte en dood – Rudolf Steiner
Deze voordracht, gehouden een paar maanden voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in Wenen, neemt onder de vele voordrachten van Rudolf Steiner over het leven na de dood en het contact met de gestorvenen een aparte plaats in.
Helder beschrijft Steiner hier de weg van de geestelijke scholing door de consequente ontwikkeling van menselijke zielekrachten. Wie zo tot buitenlichamelijke ervaringen komt leert zichzelf als geestelijk wezen staande houden aan gene zijde van de poort van de dood, in de wereld die ieder mens stervend betreedt. Reeds in de kracht van de herinnering leeft iets spiritueels dat, versterkt, toegang geeft tot die wereld, dezelfde wereld waarin de gestorvene direct na de dood opgaat in het tableau van de herinneringen aan zijn voorbije leven.
Steiner schetst vervolgens de verschillende fasen van het leven tussen dood en nieuwe geboorte aan de hand van de krachten die in de ziel worden gewekt. Leeft de gestorvene eerst in zijn herinneringen nog in de wereld die hij met de dood verliet en is wat in zijn ziel leeft zelf buitenwereld, allengs vereenzaamt de ziel en maakt daardoor afwisselend perioden van eenzaamheid en van contact met geestelijke processen en wezens door tot de fase van volledige eenzaamheid. De voorbereiding op een nieuw leven begint als de ziel in zichzelf de verbinding met de kosmos heeft gevonden, en wel naar aanleiding van de behoefte weer contact te krijgen met andere zielen en compensatie te scheppen voor het vroegere leven.
Details als vragen naar de reden van misdadigheid, naar ziekte en ongeluk, naar de tijd tussen twee incarnaties, besluiten deze voordracht, die laat zien hoe ons bestaan hier op aarde alleen dan werkelijk zin krijgt als het wordt doorgloeid van wat buitenaards, bovenaards, onsterfelijk is.